27 mei 2014
Onderweg naar Spitsbergen
Dankzij GPS kan tegenwoordig iedereen ons schip volgen. Als we zeggen dat we uiterst soepel naar Bereneiland zijn gevaren, daar volgens plan een mooie wandeling hebben gemaakt en nu in de middernachtzon onze weg vervolgen naar Spitsbergen, is er niemand die het gelooft. De AIS-track laat een merkwaardige driehoek zien: de route die we in ca. 24 uur hebben afgelegd, zonder dat we er veel mee opgeschoten zijn.
Bij ons vertrek uit Tromsø, op 23 mei, was het weer nog aanzienlijk gunstiger dan voorspeld. In plaats van met regen en harde wind zeilden we met een flauw zonnetje en een aardige bries de fjorden uit. Misschien hadden we dat niet moeten doen, hadden we lekker in Tromsø moeten blijven waar we rustig langs de kade lagen… Eenmaal op zee rollen vanuit elke denkbare richting de golven op ons af. Het schip stampt en deinst, dan weer naar stuurboord, dan weer naar bakboord, geen peil op te trekken en geen wind in de zeilen om ons wat stabiliteit te geven. Aan het eind van de middag worden de eerste gasten geveld door zeeziekte; maat Frank gaat direct na het avondeten voor de bijl (“zonde van die zalm”, roept hij nog). Samuel en Heinz voelen zich ook niet al te jofel, maar houden stand. En zo stampen we door.
In de loop van de volgende middag, op 24 mei (vrijdag? zaterdag?, dat soort benamingen doen we niet meer aan), neemt de wind toe. En flink ook. Was het ’s ochtends nog windkracht 3, in de middag trekt het aan tot 8. Frank (die van die zalm) krijgt het flink voor zijn kiezen: windstoten van 45 knopen beuken in op de zeilen. Die kunnen veel hebben, maar niet alles. Bij de top van het grootzeil ontstaat er een scheur… (Gelukkig kan Heinz het repareren als het wat minder hard waait…).
( foto: Bereneiland in de mist…) Samuel en ik worden uit ons bed getrokken en 5 minuten later staan we, nog steeds bij windkracht 8, het grootzeil binnen te halen. Heinz besluit dat het veiliger is om de storm af te wachten. Met de fok en een gereefde bezaan, de motor uit en het roer helemaal naar bakboord gaan we bijliggen. De wind blaast ons 8,5 uur lang richting het zuidoosten. 25 mijl verderop (terug dus) is de wind voldoende gaan liggen om weer verder te gaan.
We beginnen opnieuw aan onze weg naar het noorden, vanaf dezelfde positie (72 graad 06′ NB) als waar we zo’n 15 uur geleden ook waren. De eerste uren zijn frustrerend: dit stuk kennen we al. De rode driehoek op het AIS-scherm herinnert ons elke minuut aan de vergeefse mijlen. Door de uren die deze ‘omweg’ ons gekost heeft, redden we het niet om op Bereneiland te landen. Dan zouden we te weinig tijd overhouden voor Spitsbergen zelf. En dus gaan we door en passeren Bereneiland op 20 mijl. De wind is pal tegen, we zitten midden in een hogedrukgebied (1041 mbar!), en zijn toch omringd door wolken.
Maar ondanks de kruiszeeën en de mijlen die we achteruit gegaan zijn, is de stemming aan boord bijzonder goed. Inmiddels is iedereen over z’n zeeziekte heen, hoewel sommigen van het bijliggen niks meegekregen hebben (“Why is the mainsail down?”). Onze Noorse Ier, Zweedse Deen, Fransman en Duitser kunnen het prima met elkaar vinden en er wordt veel gelachen. Kookten we de eerste dagen voor 4 man, inmiddels voor 12 (waar die andere 4 ineens vandaan gekomen zijn blijft een raadsel, waar ze slapen ook).
Als de verwachting een beetje klopt, draait de wind de komende 24 uur via west naar zuid en helpt ons dan zo snel mogelijk bij Spitsbergen te komen. Aan het begin van de middag hopen we in de Hornsund te landen, mits het ijsveld niet in de weg ligt. En dat zou zomaar kunnen…
Vanaf een ijzig koude Barentszee, en vanuit een bijzonder warme en gezellige stuurhut,
namens de hele club, Annet
PS Inmiddels is het 28 mei en liggen we in de ijsvrije Hornsund en hebben we een heel genoeglijke avond bij het Poolse onderzoeksstation achter de rug!
Laat een bericht achter