São Vicente, Mindelo
zondag 19 oktober 2014
Om 6 uur gaat de wekker en nee, we zijn nog niet op zee. De halve nacht hebben we van de muziek kunnen genieten die de plaatselijke openluchtbar draaide. Om nog een rustige nacht te hebben, bleven we wat langer in de haven. Maar van die nachtrust kwam weinig terecht.
Nu moeten we voor 8 uur wegwezen, want we hebben tijdens het uitklaren bij de douane van SãoVicente gezegd dat we op de 18e zouden vertrekken. Om 8 uur ’s ochtends is de douane weer present en dus moeten wij dan op zee zitten. Om half 8 gooien we de lijnen los. De zeilen gaan omhoog en binnen een uur hebben we windkracht 7 te pakken, met het eiland nog in het zicht. We kunnen meteen een rif zetten en dat zullen we deze reis nog regelmatig doen.
Om 12 uur start mijn eerste wacht. Ingesmeerd met factor 50, een strak blauwe lucht en een stevige bries staan we aan het roer. Kwam de wind van opzij, dan gingen we nu best hard. Hij komt echter recht van voor en veel meer dan 2-3 knopen doen we niet. Een knoop is 1852 meter per uur, dus qua snelheid lijkt het erop alsof we lopend naar de overkant gaan.
Maar niets zo veranderlijk als de wind. Niet veel later komt ie pal uit het oosten met 30 knopen per uur, ca. windkracht 7, again. Opnieuw het rif erin, bulletalie erbij (een touw om de giek vast te zetten), zwemvesten aan. Dat laatste roept altijd gemopper op. Ze wegen “een paar kilo” en liggen zwaar in je nek. Sommigen zuchten en steunen, maar als ik heel eerlijk ben, heb ik de helft van de tijd niet eens door dat ik ‘m om heb en sta al minutenlang af te wassen voordat ik me realiseer dat ie in de kombuis echt niet om hoeft.
De laatste (?) afwas van vandaag is inmiddels gedaan, buiten is het aarde nacht. Geen stadsverlichting, geen vuurtoren, geen schepen. Niks. Alleen sterren en ons eigen toplicht, boven in de mast. Maar goed dat we inmiddels weten wie we aan boord hebben, anders zou je elkaar buiten in het donker niet herkennen.
Orion en Sirius
maandag 20 oktober 2014
Een van de mooiste moment op zee is de nacht. In het schip is het rustig, de meesten slapen en wie niet slaapt loopt voorzichtig van de stuurhut naar de kombuis om iets te eten of te drinken te pakken. Buiten aan het roer is alles donker om me heen, het water zwart met her en der wat schuim. Links van mij, aan bakboord, staan Orion en Sirius. Om de beurt spelen ze verstoppertje achter een wolk, en stiekem – heel langzaam – kruipen ze langs de hemel omhoog, tot je je hoofd in je nek moet leggen om ze nog te kunnen zien.
Ooit waren de sterren de enige aanwijzingen voor zeelieden om in de nacht te bepalen waar ze waren. Vandaar dat ze ze allemaal namen gaven, alsof het vrienden zijn die hen de weg wijzen. En zo wijst het zwaard van Orion (maar het had net zo goed zijn staf, hand of been kunnen zijn, afhankelijk van de creativiteit van wie het verzon) precies naar het zuiden. Als je het herkent, is het een handig hulpmiddel bij het sturen. Houd Orion in de gaten en je weet welke kant je op moet.
Maar het wolkendek wordt dikker en Orion en Sirius zijn steeds lastiger te vinden. Van het ene op het andere moment zijn ze compleet verdwenen. Even twijfel ik of ik niet een enorme stuurfout heb gemaakt, maar ook aan stuurboord zijde zijn ze niet te zien. Een blik op het kompas en nog een tweede op de AIS stellen me gerust: we gaan nog steeds richting het zuiden en als ik weer omhoog kijken, verschijnt eerst Sirius, de helderste, en daarna ook Orion weer aan bakboord zijde. Gelukkig, ze reizen nog met ons mee.
Annet
Laat een bericht achter